SKILLNET – Sharing Knowledge in Learned and Literary Networks

Blog

by
Dirk van Miert

Buchelius’ Utrechtse Republiek der Letteren

For English, click here

Door Dirk van Miert, Jan Fongers, Anne Haak, Erell Smith, Tirreg Verburg en Chantal van der Zanden

 

Sommige verzamelhandschriften worden alleen gebruikt vanwege de stukjes informatie die erin te vinden zijn, maar hoe zou je een schrift, gevuld met kopieën van brieven van geleerden, als gehéél kunnen analyseren? Dat was de vraag die wij, vijf studenten en een docent, ons stelden tijdens de cursus ‘Vaardigheden in Renaissance studies’. Het antwoord zochten we bij wijze van experiment nu eens niet in de inhoud van de brieven zelf, maar in het totaalplaatje van de gegevens over de brieven. Het gaat daarbij om gegevens als auteur, ontvanger, datum, plaats van schrijven en adres. Met deze vijf metadata is het mogelijk om twee soorten netwerkanalyses te doen: een sociale en een geografische. Om dat totaalplaatje te maken moesten we wel eerst al die metadata verzamelen.

Handschrift nr. 983

Onze bron was handschrift nr. 983 in de Universiteitsbibliotheek Utrecht. In de 19e-eeuwse catalogus wordt dit handschrift omschreven als Epistolae diversorum descriptae ex authographis ab Arnoldo Buchelio et Arnoldi Buchelii ad diversos, ofwel: “Brieven van diversen, gekopieerd van de autografen, door Arnoldus Buchelius en [brieven] van Arnoldus Buchelius naar diversen”. Uit deze omschrijving kan je terecht opmaken dat deze collectie niet alleen kopieën bevat van brieven van en aan de Utrechtse oudheidkundige Buchelius (Aernout van Buchel, 1565-1641), maar ook van andere geleerden die destijds deel uitmaakten van de internationale intellectuele wereld die door de geleerden zelf werd aangeduid als de ‘Republiek der Letteren’. En inderdaad: Buchelius kopieerde ook brieven van anderen, zelfs van mensen die al dood waren voordat hij zelf werd geboren, bijvoorbeeld van paus Adrianus VI aan de kerken van Utrecht. Maar waarom juist déze brieven? Wat wilde hij ermee? Wat was zijn selectiecriterium?

Om daarachter te komen verdeelden we het kopieboek in zessen en namen we ieder een deel van de brieven voor onze rekening. We werden daarbij geholpen door een in de 19e eeuw gemaakte inhoudsopgave in de gedrukte handschriftencatalogus van P. A. Tiele, ook al bleek deze niet volledig te zijn. Wel is deze inventarisatie completer dan de landelijke digitale catalogus, de zogeheten Catalogus Epistolarum Neerlandicarum (CEN: “Catalogus van brieven bewaard in Nederlandse collecties” – een database die helaas nog te weinig bekend is).

Getallen

De CEN geeft 81 treffers voor hs. 983, maar sommige van deze hits dekken meer dan één brief, hoewel niet altijd duidelijk is hoeveel. Bovendien staan in het handschrift ook fragmenten uit brieven – geen hele brieven dus, maar wel de metadata ervan. Die zijn voldoende voor een netwerkanalyse, maar ze zijn niet opgenomen in Tiele’s catalogus (waarschijnlijk omdat ze niet compleet zijn). Behalve de genoemde metadata, hebben we ook de taal van de brieven genoteerd en de folios waar ze in handschrift 983 te vinden zijn.

In totaal bleek handschrift 983 de metadata van 207 brieven te bevatten, geschreven tussen 1515 en 1640, hoewel de meeste brieven uit de periode 1590-1640 dateren:

Geografische visualisatie

Die gegevens hebben we ingevoerd in Nodegoat, een visualisatietool die speciaal is ontwikkeld voor netwerkanalyses en die veel gebruikt wordt door historici. Een statische geografische visualisatie van al deze metadata ziet er zo uit:

De correspondentie reikt dus van Madrid in het zuiden van Europa tot Uppsala (net buiten beeld) in het noorden. Opvallend is dat het netwerk geconcentreerd is in de Nederlanden maar ook dat er intensief contact is met Rome. Wanneer we inzoomen, zien we het volgende:

Heel duidelijk is dat Utrecht het centrum is van deze collectie brieven. Driekwart van alle brieven in het handschrift werd naar Utrecht geadresseerd, en dat doet vermoeden dat Buchelius, die zelf in Utrecht woonde en veel historische gegevens over Utrecht verzamelde, vooral brieven heeft overgeschreven die hij in Utrecht aantrof. Het kan ook zijn dat hij elders brieven aantrof, maar dan vooral die brieven afschreef die aan Utrechtenaren gericht waren of (in mindere mate) door Utrechtenaren geschreven. Hier zien we dus in één oogopslag een belangrijk criterium gevisualiseerd: blijkbaar was Buchelius vooral geïnteresseerd in Utrechtse correspondenties. Opvallend is verder dat veel brieven getuigen van contact met Leiden, waar Buchelius’ zwager Everard Vorstius in 1598 hoogleraar werd, maar ook van contact met katholieke centra: we noemden al even Rome, maar ook Keulen, Leuven, Brussel en Antwerpen zijn focuspunten.

Via een time slider is het mogelijk om de geografische ontwikkeling van het netwerk te volgen. Dat kan je ‘cumulatief’ doen, waardoor je ziet hoe er telkens meer gegevens bijkomen, maar je kan ook met een window of een ‘plakje tijd’ door de dataset heen glijden; bijvoorbeeld een tijdsspanne van 5 of 10 jaar. Zo kunt u als lezer zelf ‘spelen’ met de dataset (gebruik een andere  browser als de visualisatie niet zichtbaar is):

Sociale netwerkanalyse

Behalve de geografische visualisatie, is het in Nodegoat ook mogelijk om een sociale netwerken te visualiseren.  Als we kijken naar deze visualisatie, dan zien we het volgende:

Links staat een grote witte ‘knoop’ voor Buchelius zelf. Hij heeft veel contact met de oudheidkundige en filoloog Petrus Scriverius en met de filosoof-dichter Caspar Barlaeus, maar vooral met een zekere Johannes de Wit. De laatste vertrok in 1612 naar Rome, hetgeen grotendeels de intensieve communicatie met Rome verklaart (het gaat niet om de beroemde Johan de Witt). Opvallend is dat we maar één kant van deze correspondentie hebben: alleen de inkomende brieven van De Wit aan Buchelius (en hiervan geen volledige kopieën, maar slechts enkele aanduidingen over de inhoud ervan). Blijkbaar maakte Buchelius toen geen kopieën van zijn uitgaande post, of bewaarde hij die elders. De Wit had weer veel contact met de kanunnik Lambertus van der Burch, en die weer met zijn broer, de griffier Adrianus van der Burch. Buchelius lijkt zelf geen direct contact met Lambertus van der Burch te hebben gehad: hij was wel één handdruk van hem verwijderd. Maar we moeten oppassen: het kan zomaar zijn dat de Utrechtenaren Buchelius en Van der Burch goed bevriende buren waren of werden, en dan hoefden ze natuurlijk geen brieven naar elkaar te schrijven! Wel lijkt het erop dat Buchelius via De Wit contact kreeg met de adellijke familie Van der Burch, die hem toegang konden verschaffen tot kerkelijke (Lambertus) en bestuurlijke (Adrianus) archieven.

Verder zien we op de visualisatie nog ‘losse constellaties’, bijvoorbeeld van Adrianus VI (helemaal rechts) of de familie Canter (schuin daaronder). Ook die, zo weten we, waren Utrechtenaren, maar door de generaties heen is er geen ‘link’ te vinden met Buchelius. Ook hier moeten we echter niet meteen conclusies trekken: het zou zo maar kunnen zijn dat Buchelius zelf wel degelijk brieven schreef met iemand van een oudere generatie die zelf nog gecorrespondeerd heeft met de familie Canter. Wel is duidelijk dat Buchelius erg geïnteresseerd was in de familie Canter. Dat was vast niet alleen omdat Theodorus (Dirk) Canter burgemeester van Utrecht was geweest, maar ook omdat Canter en zijn broer Willem grote filologen waren. Het was juist deze humanistische traditie van filologie waarin Buchelius steeds meer geïnteresseerd raakte. De link met de kanunnik Johannes de Wit en met het zuiden is ook te verklaren vanuit Buchelius’ interesses: met De Wit zocht hij naar oudheidkundige overblijfselen in en om Utrecht. Ook Antwerpen en Brussel bezocht hij om de buitenkant en binnenkant van oude gebouwen te bezoeken en zo zijn collectie oudheden uit te breiden met nieuwe tekeningen, vondsten en aankopen.

Ook hier kunnen we inzoomen op de netwerken of met een ‘plakje tijd’ door de tijdbalk schuiven. Als we dat laatste met een periode van vijf jaar doen, springen in het begin de kleine netwerkjes in en uit beeld. Daartoe behoren ook enkele interacties die Adrianus van der Burch had, die zelf in het midden bovenaan te vinden is, als onderdeel van het grote netwerk. Ook hij verdwijnt af en toe weer uit beeld, dus zijn netwerk is verspreid over verschillende periodes (uiteraard voor zover het de data in hs. 983 betreft). Zie de interactieve visualisatie (gebruik een andere  browser als de visualisatie niet zichtbaar is):

 

Buchelius’ netwerk

Het is belangrijk om te onthouden dat datgene waar we naar kijken niet het brievennetwerk van Buchelius zelf is, maar een afbeelding van de metadata van de brieven die hij verzamelde. Dat betekent dat slechts een deel van deze data een deel van Buchelius’ eigen briefcontacten visualiseert.

Terwijl Buchelius zijn netwerk gestaag begint uit te breiden, verdwijnt dat van Adrianus van der Burch volledig – geen wonder, hij overleed al in 1606. Als Johannes de Wit verdwijnt van de radar, zien we andere, meer bekende namen in beeld komen: die van Barlaeus bijvoorbeeld, maar ook die van Gerard Vossius, Anna Maria van Schurman, Jacob Cats en Daniel Heinsius. Buchelius lijkt dan te zijn ‘opgeklommen’ tot de hogere echelons van de Republiek der Letteren. Dan naderen we 1640, het jaar van Buchelius’ overlijden. Voor zover de visualisatie van het sociale netwerk beperkt kan worden tot de periode van Buchelius’ eigen leven, kunnen we zien hoe Buchelius aanvankelijk nog veel contact had met katholieke vrienden, maar steeds meer gaat corresponderen met gereformeerden. Dat proces van bekering is prachtig beschreven door Judith Pollman in Een andere weg naar God. De reformatie van Arnoldus Buchelius (1565-1641) (Amsterdam, 2000). De sociale visualisatie brengt haar bevindingen zo heel mooi in beeld.

‘Ieder tijdperk heeft z’n gewoonten’

Een belangrijk kenmerk van Buchelius is zijn belangstelling voor de religieus-materiële geschiedenis. Buchelius was bijvoorbeeld diep onder de indruk van de ontmanteling van katholieke gebouwen, ook al droeg hij zelf in zekere zin daartoe bij. Buchelius onderhield contacten met mensen die zelf ook in die geschiedenis zijn geïnteresseerd en die hem eventueel toegang tot materiaal zouden kunnen verschaffen. In een brief aan Samuel Ampzing uit 1630 bekritiseert Buchelius de geschiedschrijvers die de ‘eigenheid’ van het verleden niet kunnen begrijpen. Te vaak beschrijven zij het verleden vanuit hun eigen hedendaagse blik: “Ieder tijdperk heeft zijn gewoonten, zijn ceremoniën, ja zelfs zijn lotsbestemmingen, en ook zijn schrift, zijn lettertype, zijn schrijfstijl; wie blind is voor het onderscheid daarin, zal onvermijdelijk de waarheid in duisternis verhullen.” (geciteerd naar Sandra Langereis, Geschiedenis als ambacht (Hilversum, 2001), p. 68). Het zou zomaar eens kunnen dat Buchelius deze geschiedschrijvers voor wilde zijn door zijn eigen versie van de Utrechtse geschiedenis samen te stellen – een geschiedenis die gericht was op de impact van de reformatie op de lokale culturele en geleerde traditie. Verdere aanwijzingen voor een dergelijk project over de recente geschiedenis van de Utrechtse Republiek der Letteren vinden we in de overige papieren van Buchelius.

Relatie met overige handschriften

Een handschrift als dit moet je niet los zien van het overige materiaal dat door Buchelius is verzameld en dat door de Universiteitsbibliotheek Utrecht geëxploiteerd wordt. In enkele andere collecties handschriften treffen we autografen aan van de brieven die hij in handschrift 983 kopieerde, en veel brieven hebben betrekking op oudheden die ook in de rest van Buchelius’ papieren aan de orde komen. De conclusie moet daarom zijn dat deze visualisatie van metadata alléén ons weliswaar een overzicht biedt, maar niet voldoende is voor stevige conclusies; daarvoor zullen we toch echt naar de bronnen zelf moeten gaan. Wél leert deze visualisatie ons in één oogopslag dat Buchelius niet zomaar brieven van beroemde mensen afschreef in dit handschrift: het gaat hem telkens om het leven en werk van Utrechtenaren en dus om de geleerde geschiedenis van Utrecht.

Werk aan de winkel

De omvangrijke Buchelius-collecties werden al in de 17e eeuw geïnventariseerd door Cornelis Booth en wordt stapsgewijs gedigitaliseerd. Kees Smit heeft reeds Van Gouthoevens brieven aan Buchelius getranscribeerd en laten digitaliseren. Als we ook de andere Buchelius-handschriften gedetailleerd beschrijven, dan zullen de visualisaties ons veel meer kunnen vertellen over de voorkeuren van de degenen die de collecties hebben aangelegd.

In de volgende blog kunt u meer lezen over hs. 985 en de relaties daarvan met 983.

You must be logged in to post a comment.